Genesis 2:23
Genesis 2:5-25
In de tijd dat de Heer God aarde en hemel maakte, groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkel gewas opgeschoten, want de Heer God had het nog niet laten regenen op de aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. Toen maakte de Heer God de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus.
Zo werd de mens een levend wezen.
De Heer God legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die Hij had gemaakt. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke cruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad.
Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Verderop vertakte ze zich in vier grote stromen. Een daarvan is de Pison; die stroomt om heel Chawila heen, het land waar goud gevonden wordt. (Het goud van dat land is uitstekend, en er is daar ook balsemhars en onux.) De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om heel Nubië heen. De derde tivier heet Tigris; die loopt ten oosten van Assyrië. De vierde ten slotte is de Eufraat.
De Heer God bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken.
Hij legde hem het volgende verbod op: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’
De Heer God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.’
Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. Toen liet de Heer God de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam Hij een van zijn ribbel weg, en Hij sloot het lichaam weer op die plaats. Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde de Heer God een vrouw en Hij bracht haar bij de mens.
Toen riep de mens uit: ‘Dit is ze! Mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees en bloed. Vrouw wordt zijn genoemd, genomen uit een man.’
Daarom maakt een man zich los van zijn vader en moeder en hecht hij zich aan zijn vrouw, en zij zullen één lichaam zijn. Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.
Bakkie doen?
Eva werd aan Adam gegeven. Wij hebben mensen om ons heen gekregen met wie wij ons verbonden mogen voelen. En dit is niet alleen de verbondenheid in een relatie. Dit geldt ook voor vriendschappen die jij aangaat en bent aangegaan. Denk eens aan de mensen die jij om je heen hebt.
Met welke persoon/personen voel jij je verbonden?
Bij mijzelf merk ik dat ik het soms te ‘druk’ heb met andere dingen dan bijvoorbeeld te reageren op een appje. Maar vinden we de verbondenheid in het sturen van een appje? Hoe vaak spreek jij echt van hart tot hart met vrienden?